Vervolg op “Het Walhalla van het hol gekwaak (34)”

Terwijl Sylvain door de vooruitgang slenterde merkte hij dat hij steeds moeizamer vooruitkwam. Het was alsof hij door een soort modder ploegde. Hijgend stopte hij. Bekeek zijn voeten. Die waren niet meer zichtbaar door de brij die ze omringde. Zijn voeten en knieën waren opgeslorpt. Hij bekeek de materie die zijn onderste ledematen gevangen hield en herkende ze niet. Vooroverbuigend nam hij een deeltje van wat hem tot vertragen dwong tijdens zijn wandeling. Nieuwsgierig bekeek hij wat hij in zijn hand hield, het was een seconde.
Seconden?
“Ik wist niet dat die er zo uitzagen. Nietige dingetjes die een tik lieten horen bij het laten vallen”
Omdat het stappen hem nu bijna onmogelijk werd gemaakt, ging hij maar zitten op die berg seconden. Het was alsof hij in een ballenbad zat zoals die te vinden zijn in kinderspeeltuinen.
“Ik kan zwemmen in die hoop tijd,” dacht Sylvain. “Ik begin me af te vragen wie verantwoordelijk is voor die immense hoop weggegooide of verloren seconden. Zou het kunnen dat we allemaal samen zo een enorme hoop tijd verliezen, die ons heel stil en listig besluipt tot we erin stikken? En dat we dan de laatste seconden die ons nog resten zullen, denken: “Was dit het?”
Ik vrees van wel, want ik wandel er dagelijks door, door die hoop seconden. En iemand heeft ze daarachter gelaten. Ik denk dat ook ik duchtig meehelp om die brij te laten groeien.” dacht Sylvain verontrust.
Hij besloot zijn beddebak op te zoeken. Twee dagen van vrijheid gloorden. Het was weekend.

Vervolg: “Het walhalla van het hol gekwaak (36)”

Leave a Reply