Vervolg op: Lang vergeten kamers van het geheugen – 38

Wat nu zijn ouderlijk huis was, daar had hij nooit gewoond. Nadat hij op 17-jarige leeftijd het leger was ingetrokken en op zichzelf wonen ging was het verbouwen. Een klein huisje naast enorme rijen serres was het geweest. Een deur in het midden, links en rechts een raam. Geen poespas. Het gebinte van het dak herbergde twee zolderkamers. Een kleine en een nog kleinere. De krakende houten vloeren voelden alsof ze leefden. Ze veerden mee. Jaren had hij er doorgebracht. Als Sylvain er nu aan terugdacht leek het hem bijna Middeleeuws toe. Internet bestond niet. Televisie kijken werd hem vanaf de middelbare school verboden. Verbanning naar de kleinste zolderkamer was zijn uit te zitten straf om slechte schoolresultaten. Er werd altijd wel een reden tot verbanning gevonden. Sylvain had het opgegeven. Het interesseerde hem niet die ganse school. Een emmer zand leegvreten leek hem een feest vergeleken bij schoolweerk maken. Niet dat hij ooit een emmer zand had verorberd.

De kamer werd zijn toevluchtsoord. Daar kon niemand hem lastigvallen. Als er al iemand kwam kijken wat hij uitvrat in de avond, deed hij alsof hij sliep. Niet dat dat veel gebeurde. Veel interesse werd niet in hem getoond. Moeder en vader hadden andere katten te geselen dan zich zorgen te maken om hem. Sylvain’ s vader kon elke dag minder bewegen. Door al die bewgingsloosheid bleef vader ganser dagen thuis. Werken kon niet meer. Elke dag heen en weer treinen naar Brussel om in een of andere bedompte kazerne het legermagazijn te bevolken was er niet meer bij. Als kind was Sylvain ooit meegemogen. Een wereldreis had het hem toegeleken. Het woord Brussel had iets magisch toentertijd. Want in Brussel daar gebeurde alles. Daar werd geregeerd. Grootse zaken verricht. Iemand die zei dat hij naar Brussel moest, was gewichtig. Belangrijk. Op de trein tussen de forenzen was hij trots op zijn vader. Niemand bezat een magazijn zoals zijn vader. Graag had hij die forenzen even ingelicht over hoe belangrijk zijn pa wel was. Zonder hem draaide dat ganse Belgische leger niet. In zijn fantasie was het een magazijn waar de tanks op schappen lagen, geweren in kasten, legerhelmen bovenop die kasten. eenieder in dat Belgische leger die gekleed en klaargestoomd was om ten strijde te trekken moest langs bij pa, dacht hij toen.
Hij vertelde dit aan niemand. Want pa ging steevast in burgerkledij werken. In het grootste geheim dacht Sylvain. Maar al die grootse zaken die zijn vader verrichte waren ten einde nu. En een kind vraagt zich soms geen dingen af, voelt wel dat er iets niets klopt.
Die volwassenen zijn te stom om te helpen donderen, vond hij. Ze denken dat ik niets doorheb. Mijn ouwe is ziek. Daar mankeert iets aan. Me iets vertellen doen ze niet, hoeft ook niet want ik weet beter. Hij gaat bedlegerig worden. Sylvain kreeg gelijk.

Leave a Reply