Vervolg op Het walhalla van het hol gekwaak: Nietszeggende wensjes van onbetekenende mensjes – 37

Alsof de wereld haar een schuld te betalen had was ze de herfst van haar leven ingestapt. Want zij had haar bestaan toegewijd aan het verzorgen van mijn oudeheer. Iedereen en alles zou daar de rekening voor betalen. Dat hij bestond leek wel zijn eigen schuld. Alsof hij net als mister Bean plots daar was. Niet zijn moeder en vader in een moment van geile zin en misschien wel passie, wist hij veel, verwekt was. Een erfschuld had Sylvain in te lossen. En elke seconde zou hij daar aan herinnerd worden.

Nooit zou zij een beslissing nemen, wel het gesprek op geraffineerde wijze sturen zodat het leek of een ander beslist had. De meest banale dingen. Ging er iets mis, dan kwam haar geijkte zin: Zie je wel. Ik had dat zo niet gedaan. Of Dit wist ik hoor. Soms kon Sylvain niet geloven dat hij haar genen droeg.

En in deze tijden vliegt men in Europa rond als ware het een dorp. Waar hij amper een aantal eerder uur nog in zijn nest lag aan de zuiderse meditterane stad, stond hij nu op de stoep aan het station. Grijs, nat, mistig. De bovenregionen van de kraan die aan een bouwwerf stond werden ontnomen aan het zicht. Zo laag hing de mist. De geluiden en geuren kropen in al lang vergeten kamers van zijn geheugen en diepten herinneringen op aan zijn schooltijd. Hier net achter het station had hij een aantal jaar school gelopen. Letterlijk zijn broek versleten. Elke dag 10 kilometer heen, tien kilometer terugfietsend naar wat toen zijn gevangenis en tevens verschuilplek was: Het ouderlijk huis.

En nu, stond hij te wachten tot zij die hem baarde hem zou komen ophalen. De komende kerst en nieuwjaar zou hij hier doorbrengen. De laatste keer moest ergens 10 of 15 jaar terug zijn. Het geheugen is een verradelijke Bermuda driehoek. Soms duiken herinneringen op maar kan je er nooit zeker van zijn of die kloppen. Als zelfs men niet eens jaartallen zich nog jerinneren kan, hoe zou men dan de details van een gebeurtenis juist herinneren?

In de verte van de drukke straat zag hij een zwarte Jeep. Ja, ze was het. Sylvain mikte zijn halfopgerookte sigaret weg toen ze op de enige vrije plek parkeerde war hij stond. Een gehandicaptenplaats. Toepasselijk. Het gezin waar hij in opgroeide, had vele jaren een gehandicapte in haar schoot gedragen, Sylvain’s vader.

“Dag Sylvain,” zei zijn moeder uitstappend. Ondanks ze elkaar al heel lang niet gezien hadden, leek het een gewone begroeting. Wat schutterig gaven ze elkaar drie kussen.
“Dag ma,” antwoordde hij afstandelijk.
Het kostte hem moeite lief voor haar te zijn. Eendere zwakte of zachtheid zou hem vroeg of laat opbreken. Te vele keren had hij dit ondervonden. De macht die ze op hem kon uitoefenen was onmetelijk als hij het waagde haar iets toe te vertrouwen.
“Vind je het erg als ik naar huis rijd ma?”
Het mocht. Een toegeving om niet meteen op slechte voet van start te gaan.

Werd vervolgd: Emmers zand vreten

Leave a Reply