Dat in haar land de voetpaden aangelegd waren door vakmensen was voor haar duidelijk. In deze stad, of dorp zoals zij het noemde, lagen ze schots en scheef. Verzakt hier, een tegel ontbrekend daar. Ook leek het alsof de aannemer een aantal paletten met tegels van allerlei maten en afmetingen op de kop getikt had voor een prijsje. Er een puzzel had van gemaakt om de metersbrede voetpaden toch geplaveid te krijgen.

Op haar hakken stapte ze met rechte rug en nonchalante passen verder. Elke twintig meter pleegde haar enkel verraad door om te slaan. Plots. Zonder enige waarschuwing had nog maar een keer een van haar hakken op een oneffen stuk voetpad grip verloren.

Hoe ze nog steeds geen enkels gebroken had was haar een raadsel.

Hij die naast haar wandelde bood galant zijn arm aan. Losjes hield ze hem bij de arm,
hem elke twintig meter een hartverzakking bezorgend door met een gilletje bijna contact met moeder aarde te maken op onzachte wijze.

Zo wandelden ze door hun verbonden levens.

Tom

Leave a Reply