Nooit hielden ze op. Flitsend, onsamenhangend, van de hak op de tak, melige onnozelheden, afgunst, euforie, wit, zwart, donker helder: gedachten. Bijwijlen als schuimende stromen smeltwater door beddingen razend.
Zijn omgeving werd gek van zijn dagen stilzwijgen, andere dagen onophoudelijk de oren van ieders kop praten. Momenten van aimabel mens, momenten van verweesde blikken en afwezigheid.

“Ga naar een dokter!” smeekte die.
Hij deed het. Niet onder druk gezet. Uit liefde. Uit zelfplicht.
Doosjes witte pillen verorberde hij. Miligrammen chemie drongen zijn denkspier binnen en dijkten het kolkende water in. Van rust was nochtans geen sprake, eerder een geleid projectiel. Zijn hersencellen bleven als op bevruchting wachtende eicellen in de baarmoeder toeven. Een voortdurende eisprong onder de schedelpan. Wachtend op een golf zaad die leven zou verwekken in de neuronen.

Het kabbelen van de stroom kon hij niet aan. De lokroep van intensiteit weerklonk. Onweerstaanbaar. Intensiteit waar hij aan verslaafd was zoals een junk snakt naar zijn op een lepeltje borrelende heroïne.
In stilte stopte hij het voeden van de neuronen. Weten wilde hij of de lente terug zou komen. Of het smelten van het bergwater aanvang zou nemen.

Het kwam.
In alle schoonheid, ijskoud helder water. Tevens vernietigend. Alles op zijn baan meusleurend in een stroom van modder. Zijn omgeving liet zich niet bedotten:
“Ga naar een dokter!”
Deze keer twijfelde hij. Hij was wachtende op de golf zaad in zijn herseneicellen. Aan de pil zijnde zouden die nooit levensvatbaar zijn.

En uit het niets kwam die. Onverwachts. Onverhoeds. Ongemeen diep stotend en intens. Vreugde, pijn, verwardheid in zijn puurste vorm. De langverwachte intensiteit maakte zijn opwachting. Danig intens dat hij terugdeinsde de lafaard!
Hij dacht: “Zal ik abortus plegen?”

Tom

Leave a Reply