Een rauwe hoge stem. Raspend en weeklagend. En ondanks ze bedelde was haar roep gebiedend. “Ik ben arm! Heb niets! Por favor! Por favooor!” Tussen het zachte rumoer van de toerist, de lach van een selfie makende groep jongeren klonk haar smeekbede als een valse noot.

Eenieder die de smalle oplopende straat betrad kon haar zien zitten. In dekens gehuld. Gezeten tegen de honderden jaren oude muur van de kathedraal. Haar gelaat was amper zichtbaar. Haar gezwollen enkels barrevoets op de ijskoude stenen, een hand vantussen de plooien van de lompen die haar omhulden, was het enige wat van haar zichtbaar was.

Volleerd in de kunde van het negeren schreden toeristen langs haar heen. De Barcelonese inboorlingen kenden deze taferelen. Zij negeerden hem niet, zij merkten ze simpelweg niet meer op. Alles went. Afstompen is een verdedigingsmechanisme van het menselijk dier.

Gezeten op de koude vloer een paar meter verderop aan de overkant van deze smalle straat, bleef ik kijken. Mijn kont begon gevoelloos te worden. Mijn voeten stilaan ijskoud ondanks het degelijke schoeisel dat ik droeg.

De groepjes toeristen troepten 20 meter hogerop samen naast de grote zijingang van dit gebedshuis. Alhoewel men moeilijk van huis kan spreken in dit geval, haar enorme muren, dik en 80 meter hoog lieten al honderden jaren geen zonlicht toe in deze straat.

Scharrelend in broekzakken, portemonnaies en rugzakken zocht de samengetroepte groep naar geldstukken. Het gerinkel ervan weerklonk door haar valse noot die ze was voor hen in dit vredige tafereel. De opgediepte duiten waren niet voor haar bestemd, ze moesten toegang verschaffen tot het binnentreden van de kerk. Het mogen bewonderen van de glasramen, de oude schilderijen van alreeds lang gestorven meesters en de met goud beplakte enorme luchters gehangen in de nokken van de gewelven, kon niet kosteloos.

Het wijf kan niet eens haar misére even luchten in een gesprekje met hij die daarboven ergens zou moeten toeven volgens gelovigen, ging het door me heen, gepaard gaand met een pijnscheut in mijn dij van de harde vloer en kou. Want zo’n audiëntie moet geld kosten.
“En toch hou ik vol hier zittend!” dacht ik, mezelf een harde kerel vindend. Meteen daarop overviel me schaamte. “Volhouden?” Het mens zit daar al uren te vervriezen, wellicht niet straks opstaand, naar haar goed verwarmde huis stappend. Niet een ontbijt makend en haar handen warmend aan de kachel. Niet haar goedgevulde koelkast opentrekkend om een dikke schel kaas af te snijden.

Haar raspende roep begon op mijn gemoed te werken. Op mijn zenuwen te werken. De reden was mijn eigen schaamte. Ik had haar niet genegeerd maar al bij al was ik eender aan de voorbijwandelende toerist. Ze irriteerde me omdat ik geconfronteerd werd met mezelf. Ook ikzelf een schaamteloze rijkaard was die haar liet vervriezen. Haar niet zei: Kom mens, we gaan ergens binnen in een van de vele mooie bars waar warme koffie is en een radiator om tegen te zitten.

Ze zouden me al zien komen de obers met witte schorten,elegante tred en brede lach die ze bewaarden voor de medemens met geld in de zakken.

En neen, ik zou er de wereld niet met verbeteren dit doend, ik zou geen grootse dingen verwezenlijken hiermee, maar voor een keer zou ik de confrontatie niet laten winnen hebben en ervan wegwandelen.

Ik maakte een foto. Wandelde weg.

Tom

Foto: Tom Lievens

Leave a Reply