Wandelen. Voet na voet plaatsen. Ruiken. Voelen. De warmte. Ja de nachten zijn in het Zuiden warm . Blijven stappen. Niet ophouden. Doorgaan.

Hij moet stappen. Zonder doel. Rechtdoor. Niet vergeten! Komaan! Op de juiste plek zal de gek zijn, op het verkeerde moment. Zijn eeuwige reisgezellen zullen stil over zijn schouder bungelen. Rugzak, pen, papier en boek. Het boek dat hem de afgelopen dagen gezelschap hield, groeide uit tot een goede vriend en kompaan en het zal mee bungelen. Bij elke tik tegen zijn rug zal hij het voelen. De gek heeft het boek uit, hij hoeft het even niet meer tevoorschijn halen. De te ondernemen stappen zullen net iets stiller zijn. Misschien zal hij aan droog brood denken, misschien zal hij om een ons hespeworst schreeuwen uit een wanhopig hongergevoel. Maar verder stappen zal hij. Ritmisch, snel. niet stoppen. Niet stoppen! Vallen is geen optie.

Gelukkig zal de tocht bezaaid zijn met winkels waarvan gisse eigenaars weten dat ook ‘s nachts een aantal zielen met weinig koopkracht een fles spiritus in hun maag willen gieten die ze overdag vergaten aan te kopen. Om de pijn te verdrijven en het hongergevoel te verdoven. Voor luttele geldstukken een liter verwarming. Duizend centiliter vertier!

Dan zal hij het stappen vertragen en armzwaaiend, zal hij in een onverstaanbare taal teksten declameren. Traag over de brede voetpaden wandelend, nu eens stoppend, en zijn publiek groetend. Dan eens met hoofd fier omhoog schreeuwend, een volgend moment met hoofd grondwaarts gericht en zacht timbre de tegels bemoedigend toefluisteren.
Met angstige blikken zullen argeloze voorbijgangers de gek opnemen en met een boog om hem heen snellen zonder hem in de ogen te durven kijken. ‘De gek zou wel eens agressief kunnen worden,’ zullen zij denken.
Hoe fout zijn ze. De gek zal zich blij voelen. De gek zal zich vrij voelen. De gek heeft heel weinig nodig. Behalve zijn reisgezellen, nu en dan een homp droog brood en hespeworst.
Dan zal de gek zichzelf uitgeput hebben. Buiten adem, vermoeide benen, pijnlijke voeten. Een schorre stem zal hij hebben van zijn blijdschap, besognes, tristesse door de straten te schreeuwen, te fluisteren.

Dan zal hij het donkere strand optrekken alwaar de ruis van de zee de eeuwigheid van de tijd golft.

Hij zal de flessen ledigen en in zijn roes naar de de sterrenhemel glimlachen.

Pas dan zal hij kunnen slapen. Tot de volgende bui van tergende onrust zich weer aanbiedt.

Leave a Reply