Beierende klokken rondom de Ramblas. De kerken kan je niet zien want daarvoor is het een stad. Kerken staan tussen huizen en gebouwen. En handgeklap. Iets wat me jaren terug verbaasde. In Noorderse contreien is totale stilte een eerbetoon, alhier is dat handgeklap. Een ode in de vorm van een ovatie van zij of hij die er niet meer is. En altijd is er een eerste anonieme iemand die moedig de eerste palmslagen in gang zet. En zoals een keitje een berg afrolt en aanzwelt tot een razende lawine komt ook de ovatie op gang, Op gang getrokken door een eenling.
Vijf minuten voor dit moment beierden de klokken en vielen toen stil. Eén enorme klok nam de dienst over. Twaalf zware slagen galmden over de Ramblas, die tot mijn blije verbazing gevuld was met mensen. Geen angst of schichtigheid viel te bespeuren in de ogen van de wandelaars. Zelfs zij die geen bal van de taal begrepen hadden door dat deze twaalf sombere slagen een voorbode waren van een minuut stilte. Dat hen een minuut handgeklap te wachten stond als scoorde Barcelona een goal, konden ze op dat moment niet vermoeden.
Winkels waren open. Politie met automatische vuurwapens en overwalwagens in overvloed aanwezig. Verkeer totaal afwezig. Op de twaalfde slag werden zij die doorstapten en die minuut sitlstand tot overdenken in hun bestaan maar niets vonden, verrast. Hun omgeving viel stil. Stopte met bewegen. Een Plaza Catalunya en Ramblas zonder beweging in de ongenadig brandende middagse zon is Daliniaans. Schoonheid ten top maar in dimensies die niet kloppen. En toch klopte het. Het strookte met wat mensen voelden. Niets te denken viel er, wel te voelen. Dat was “the day after” in Barcelona. Mensen voelden. Van zwerver tot flik. Van illegale t-shirt verkoper tot welgestelde toerist. Allen leken het door te hebben: Wat een absurde daad. Zomaar dertien mensen wegmaaien, families hun leven, pardonnez moi les mots, naar de kloten helpen. Markeren voor de rest van hun bestaan.
Een eenling vond het nodig op de barstensvolle Plaza Catalunya te roepen om Catalaanse onafhankelijkheid. Hij werd uitgejouwd nog net niet gelycnht. Het ging hier niet om kleur of nationaliteit. Voor even had eenieder door dat het nieuws geen beelden zijn op een televisietoestel. Maar keiharde werkelijkheid. Velen waren net de plek waar de bestelwagen tot stilstand kwam gepasseerd. Nu gedrapeerd met een bloemengordijn. En of het nu een Belgische vrouw was die daar vermoord werd, ja vermoord, of een Nepalees kind maakte niet uit, mensen waren het.
Mensen die vandaag niet klappen zouden, maar een ovatie zouden krijgen die ze nooit hadden hoeven te krijgen.
Na minutenlang handgeklap zwakten de handen hun eerbetoon af. Mensen bleven nog wat staan niet goed wetend waarheen. Uit schaamte. Alsof ze diegenen die onschuldig het leven lieten onder een bestelwagen in de steek lieten.
Aangezien het nu middaguur was en de maag wat begon te knorren zwermde de massa stil uit elkaar. Begonnen terrassen te bevolken, restaurants te bezoeken. Zo ook ik. Ik bestelde een pint in een café en aanhoorde het verhaal van de ober die uren lang zijn kroeg gevuld had gezien de dag voordien met toeristen en omlaag gelaten rolluiken in paniek.
Een toerist kwam binnen tijdens mijn gevraag en vroeg in het Engels met vriendelijke glimlach of hij nu eindelijk zijn bestelling kon plaatsen. Keek achter zich naar zijn vrouw met een verveelde zucht en zei in zijn taal: Die Spanjaarden kunnen werkelijk geen kloot Engels godver.
Toen wist ik het: Die klootzakken hadden hun doel niet bereikt: Angst zaaien.
Ik bestelde blij nog een pint en begon dit stuk te schrijven.