Het eerste zweempje blauw aan de einder kondigde de aankomst van de zon aan. Vanuit het hoge gebouw keek Sylvain met zijn neus tegen het glas gedrukt naar de zee. Deels kon hij hem zien. Een aantal hoge appartementsgebouwen namen een deel van het uizicht in beslag. Tussen twee van die gebouwen zag hij de zee en een reuzenrad. Een gebouw verder stonden dan weer de stalen armen van een of andere atractie die de bezoeker tot kotsens toe vertieren moest.
Maar nu stonden ze stil. Gesmeed metaal. Sylvain vroeg zich af hoe het zou voelen daarboven in zo een bakje van dat reuzenrad op dit moment. Hij stelde zich de stilte voor. Beneden hem het strand waar deze kermis zich bevond. De zo opkomende zon voor hem alleen. De stalen geraamtes die overdag met allerlei lampionnetjes opgefleurd moesten, door overweldigende muziek omgeven om de bezoeker in feestsfeer te brengen.
Het werd lichter. Het zwart van de nacht was eerst overgegaan tot donkerblauw om onmerkbaar te verworden naar donkerrood, nu geel. De zon kon elk momoment haar kop boven de zee steken. In deze contreien bestond het kinderliedje niet dat het zakken van de zon in de zee bezingt. Hier rees ze uit de zee en ging landinwaarts onder.
De roerloze gebouwen, stalen skeletten van vertier en opkomende licht was een dagelijks schouwspel waar Sylvain zich maar moeilijk losrukken kon. De rust die ze uitstraalde. Het was de zon die haar eigen zo mooie schouwspel tot een einde bracht. Ze rees nu hoger. Het kleurenpalet verdween. Ging over in een egaal blauw.
Sylvain slaakte een diepe zucht. Ging aan zijn werkplek zitten. Tikte gebruikersnaam en paswoord in die hem toegang verschafte tot de systemen.
Opende een browser en begon te schrijven: Het eerste zweempje blauw aan de einder kondigde de aankomst van de zon aan.
Tom