De glimlach verdween van Sylvains gezicht. Maakte plaats voor een donkere trek. Terug in het heden plots. De glimmende bielzen van de sporen. De zware lucht van deze ondergrondse gang. De gewelven. Het voller stromende perron.
Nooit zou hij haar lach nog horen. Haar stem aanhoren. Haar geur opsnuiven. Ze was niet meer. Het enige bezit dat hij nog had waren de duizenden herinneringen die ze opgebouwen hadden. Zijn grootste bezit. Niet aanraken kon je het, niet op een schap leggen in een kast, niet als vakantiekiekjes in een koekendoos. In tegenstelling tot het vergelen wat foto’s horen te doen, vergeelde bij Sylvain niets. Elke herinnering stond haarscherp in zijn geheugen gegraveerd. Hij miste haar. Want hoe haarscherp ook, bedacht hij zich vele keren, wie zegt me dat mijn geheugen me niet voor de gek houdt?
Alleen zij had dingen kunnen bevestigen of weerleggen. Maar van haar restte niets meer. De dag dat hij haar opsnoof, haar as die door een windvlaag langs zijn hoofd was gestoven, was de laatste keer geweest dat hij fysiek contact met haar had gehad.
Sylvains ogen glansden. Hij slikte. Tranen waren op. Ondanks de vent die hij was had hij dagen, weken en maanden meren volgehuild. Niemand zag het. Zijn omgeving gaf hem de raad zijn ogen met thee uit te wassen. Jij hebt congutibits, oogontsteking, jongen, je ogen zijn gezwollen en ontstoken. Komt veel bij kinderen voor. Uitwassen met thee, dan ben je er zo vanaf.
Sylvain waste niets uit. Sylvain trok zich almaar verder in zichzelf. Deed verder. Almaar stiller, almaar automatischer. Alsof hij een aantal minuten geleden wakker was geworden en het testament van het verleden opmaakte. Hij had nu nog 2 minuten en 54 seconden om het af te maken en een handtekening eronder te zetten die de omstaanders zouden doen in paniek slaan.
2 min 54 sec.
TOM