Nog zestien jaar te gaan, negenentwintig gedaan. De eerste keer dat hij voet binnenzette tussen deze muren stonden hem nog duidelijk voor de geest. Talloze gezichten die hem aankeken. Het ene gelaat nieuwsgierig, het andere onverschillig. Groot moest hij zich houden. Geen onzekerheid laten blijken.

Wie en wat hij zou zijn in deze mini-maatschappij hing van hemzelf af en de mensen die er al kortere of langere tijd huisden. De eerste dagen werd hij wegwijs gemaakt in de op deze plek geldende regels. Weinig mocht, veel moest. Veel meer viel er niet te leren. Tot ontlasten toe vroeg om een toestemming. Snel had hij door dat op het ganzenbord van dit verplichte spel, bij start beginnen de boodschap was. Sommigen onder hen die hier al langer toefden zwaaiden de plak. Een aantal jaren verstreken waarbij hij de spelregels onder de knie kreeg. Hij werd iemand. Had zichzelf weten op te werken tot iemand die dingen kon regelen. Het straatjoch in hem was nooit gestorven, het joch dat ook dingen regelde. Een handeltje opzette in te schrijven opstellen, opgelegd door leraren. Zijn schrijfsels verkocht voor een kleine som geld of reep chocolade.

Het joch dat irritatie opwekte door zijn taalgebruik. Zijn toentertijd bewakers en opvoeders plezierde met zijn vertrek. Hen opgelucht deed ademhalen en denken: Van dat element zijn we ook weer af.

Nu, vele jaren later en al een flinke tijd tussen de muren toevend, had hij zich ook hier een plek weten te veroveren. Hij werd gerespecteerd. Door sommigen toch. Zijn voorkomen, karakter en alweer zijn taalgebruik waren nu eenmaal zo gevormd dat het onmogelijk was geen irritatie op te wekken bij bepaalde mensen. Diegenen die het voor zeggen hadden. Hij deed ze deze muren oplopen.

Mensen vroegen hem dingen te regelen. Hadden hem nodig. En ondanks de dagelijkse gevangenschap, merkte hij bij zichzelf dat hij er door de jaren heen ongemerkt gewoon was aan geraakt. Het werd zijn leven.

Op zijn beddebak gelegen ´s avonds in het donker, onder het roken van een sigaret, kon hij zichzelf erom verfoeien. Woedend op zichzelf dat gedurende de dag de regelaar van dingen zijn zowat enige bezit was in dit bestaan. Voor zover je zoiets bezit kan noemen. En bestaan.

Naarmate hij ouder werd groeide de angst dat de dag zou aanbreken dat de poorten zouden opengaan en hij kon beschikken. De vele secondes, minuten, uren, maanden, jaren hadden van hem een wezen gemaakt dat niet meer wist hoe nog iemand te zijn buiten deze muren.

De dag dat hij met een vriendelijke handdruk zou bedankt worden voor bewezen diensten, hem een genotvol oude dag zouden toegewenst worden, zal hij luttele minuten later op het voetpad staan, wellicht met de ogen knipperend door het daglicht, een enkele vogel horen kwetteren, verkeer zien razen voor zijn neus en niet weten welke regels in deze nieuwe wereld die hem te wachten stond, golden. De ruwe bolster die hij ooit was en irritant prikte met dromen, creativiteit en ontembare energie getemd.

Vijfenveertig jaar arbeiden zouden voorbijgegleden zijn, niet meer gebleken dan een gevangenschap waardoor hij zou gegijzeld zijn en zowaar in zijn bewakers een vaste waarde was gaan zien.

Een Stockholm complex dat tellen kon.

Was getekend

TFL

Leave a Reply