Ik weet niet om hoe laat hij geboren werd. Dat wist mijn grootmoeder ongetwijfeld. Die zal wellicht de seconden geteld hebben om verlost te raken van de pijn die het wicht dat haar buikspieren, heupen en ruggegraat teisterde.
Maar zij is ondertussen ook alweer 16 jaar geleden het bestaan van god en duivel gaan uitvogelen. De boreling die ze toen baarde deed dat bijna 17 jaar geleden.
Maar vandaag zou het dus een heugelijke dag moeten zijn. Want tradities eisen dat ieder jaar elke stap richting graf of oven zal gevierd worden. Noem mij morbide, maar ´k vindt het een aparte gewoonte.
De marteling van het baren doorstond mijn grootmoeder vandaag dag op dag in 1946. ´t Mens in samenspraak met mijn grootvader vond een wereldoorlog niet meteen een ideaal moment om haar steentje bij te dragen aan het voortzetten van de mensheid.
Naarvolgens de overlevering zou ze mijn grootvader de toegang tot haar pruim ontzegd hebben tot de mitrailleurs zwegen, de granaten op waren en de bommenwerpers in rijen op vliegvelden gerangeerd waren. Dus die samenspraak stel ik in vraag.
Vandaag zou hij 76 geworden zijn. Die leeftijd ontlokt al eens in de volksmond de uitspraak: “Nog veel te vroeg om te gaan”. Hij heeft het niet eens afgewacht om die woorden te kunnen aanhoren.
Maar het onmens dat ik niet ben zal zich gedragen naarvolgens de geplogenheden van het sociale gebeuren en opgelegde feesten: Gelukkige verjaardag ouwe. ´t Ging niet altijd van een leien dak tussen ons. ´t Ging er andere keren ondanks de enorme miserie met dat verlamde lijf van je heel plezant aan toe. Bulderlachen en in klinieken verpleegkundigen een hartverzakking doen krijgen omdat alle knopjes en kraantjes van de apparaten moesten geprobeerd worden.
En alweer komt een eind aan mijn jaarlijkse stukje ter nagedachtenis van je. Tot volgend jaar ouwe daar in de hel of hemel.
Was getekend