Het kind dat voor het eerst zijn longen vulde ergens in een andere vleugel van dit oord voor zieken, wellicht een schreeuw van pijn slakend die het zich nooit meer zou herinneren, deed dat op het moment dat hij zijn laatste ademtocht ten einde bracht. Dat kind zal ik nooit kennen, toch weet ik dat het vandaag zijn of haar zestiende verjaardag viert.
Hem zal ik nooit meer zien. Mijn verwekker en heerser over mijn jeugd. Zijn lijf werd verbrand, de as uitgestrooid. Nog een paar koffie’s en pinten werden gezopen, een paar verhalen opgedist en klaar was Kees. Althans, het praktische gedeelte van een overlijden.
De afgelopen zestien jaar probeerde ik uit te vogelen wat hij aan me moet gehad hebben en ik aan hem. Ik aan hem is iets makkelijker te beantwoorden. Hij aan mij blijft me een raadsel Als een Romeinse keizer heerste hij over mijn tienerjaren. Wat hem dreef meen ik wel te weten, hij was ziek. Moeder natuur had hem toebedeeld, humor als ze heeft, met een lijf dat hem elke dag iets meer in de steek liet. Hoe hij dat moet ervaren hebben wil ik niet eens weten. Wat ik ook niet wilde weten of ervaren, was hoe hij erop reageerde, maar dat werd me niet gegund.
Hoe verlamder hij werd, hoe harder het regime van zijn alleenheerschappij werd.
Afijn, gelukkige verjaardag kind dat vandaag zijn verjaardag viert, ik wens je hopen liefde toe. Elk jaar denk ik aan je, brei mijn eigen fictief verhaal over je leven.
Was getekend
Tom