“Je waagt het niet nog een keer!” zegt ze ongerust. Ze kent haar broer.
“Hoezo? Ik hou van je en ik moet jou toch beschermen,”
“Ik hoef geen bescherming, en ik hou ook van jou. Maar niet weer mijn vriendje ondervragen”
“Ik bescherm jou voor je verliefde kop. Want dan ben je verblind en besef je niet wat voor eikeltje je kussen wil.”
Helemaal kregel werd ze van hem. Een paar maanden terug had ze voor het eerst een jongen toegelaten haar te kussen. Daan. Ze vond hem aardig en was helemaal niet opdringerig. Al een tijdje waren lonkende blikken uitgewisseld. Het ongedwongen pubergepraat had plaats gemaakt voor een spanning. Een spanning die niet onaangenaam was. Een mallemolen van gevoelens, ergens zwevend tussen schaamte en nieuwsgierigheid. En natuurlijk de bijbehorende maagkrampen en buikvlinders. De gesprekjes bleven dezelfde, maar waren nu een aftasten van elkaar. Voelde hij hetzelfde als zij? Vond hij haar wel leuk zoals zij hem? Een week later bij het fietsenrek kreeg ze de antwoorden op deze vragen, waar ze ook ´s avonds in het donker niet slapen van kon.
Tussen de fietsen staand, keken ze beiden om zich heen. Overduidelijk was wat ze wilden: kussen. Niemand te bespeuren? zonder woorden vond deze conversatie plaats. Zij stapte naar voren. Hij rook naar kauwgom. Aardbeismaak. Een halve kop groter dan zij was. Hij bracht zijn hoofd naar haar toe.
“Het gaat gebeuren!” jubelde haar nog jonge hart. “Nu!”
“Zus! Bah! Wat vies!” hoorden ze beiden plots een luid woest stemmetje.
Haar broer.
“Wat ben jij van plan met mijn zus? Vertel!” Hij was dertien, schrik van god noch gebod had hij wat zijn zus beschermen betrof.
“Ga weg Pieter!” hoorde ze zichzelf sissen. Vermoorden kon ze hem. “Ik ben zestien godver!” ze schrok van haar eigen gevloek.
“Eerst moet ik weten wat die Daan voor je betekent! En die Daan gaat zich gedragen! Ik moet weten wat hij voelt voor je. Mijn grote zus ben je die ik bescherm voor onnozelaars!”
Daan bekeek het joch dat blijkbaar haar broer was. Hij had hem al gezien op het sportveldje naast de school. Een grote mond en soms heel driftig.
“Je zus en ik zien elkaar graag, we gaan kussen. Met of zonder je toestemming broertje!”
“Ik ben je broertje niet!” Hij stapte tot net naast beiden, kruiste de armen en bleef kijken.
“Nou dan, wat gaat het worden? Kussen jullie? Of fiets je met me mee naar huis zus?”
“Dit schiet niet op,” zei Daan. “Ik app je straks, als dat rotjoch van een broer van je in zijn bedje ligt”
“Niet zo spreken over mijn broer,” zei Leen zacht. “We appen nog”.
Ze nam haar fiets en kon haar broer wel een klap verkopen op zijn voldane smoeltje.
“Kom, we fietsen rotjoch!”
Toen ze ´s avonds op de sofa lag te zappen zonder iets te zien aan Daan denkend, kroop haar broer bij haar.
“Zus, je moet begrijpen dat ik je heel graag zie. En niet wil dat zo een jongen je pijn doet. Ik moet toch zeker zijn dat als een jongen je kust hij je beschermt en echt graag ziet.”
Ondanks ze geen woord meer gewisseld had de uren na zijn achterlijke actie, omarmde ze hem en ebde haar woede weg.
“Ik zie jou ook graag broertje, helemaal gek op je, maar je bent de ergste schoonvader van mijn toekomstige liefje!”
Hij schoot in een lach en omhelsde haar. Hij was een kop kleiner dan zij was. Voor even had hij nog totaal zijn zus voor hem.
Tom