Daar lag ze. Altijd had ik me al verbaasd hoe ze zo plots doodmoe kon zijn. Plotsklaps inslapen kon. Haar lichaam halfbedekt met het dekbed. Haar linkerbeen was ontbloot. Haar bovenlichaam toonde net de ronding van haar borst die eindigde en overging in haar zijde.

Ik wist als ik haar nu zou wakker maken door in haar hals te kussen ze zou glimlachen en onverstaanbare woorden zou spreken. Slaaptalen noem ik het. En in mij huisden woorden die ik aan haar toevertrouwen wilde. Gedachtes die alleen zij ooit weten zou. Maar het moest met een fysieke daad voor me zijn. Zomaar gedachtes uitspreken met woorden was me niet voldoende.

Heel voorzichtig haalde ik mijn arm vanonder haar hoofd. Ze ademde eventjes iets dieper. Ik stond op. Wandelde onhoorbaar in het donker naar mijn schrijfmachine waar ook allerlei pennen en stiften rondgestrooid lagen tussen de vellen beschreven papier. Op dat moment wist ik niet waarom ik daar naakt in het donker naar de pennen, vellen en schrijfmachine stond te staren. Heel soms hoeft niet alles een reden te hebben. Ik ontwaarde het pakje sigaretten en aansteker in het donker. Stak een sigaret op. De rode punt verlichte heel zacht de kamer. Ik zag haar silhouet. Ik ging zitten op het stoeltje waar onze kleren nonchalant opgegooid elkander omstrengelden. Haar trui die ze zonet afgedaan had voelde warm tegen mijn rug.

En zomaar uit het niets wist ik het: Haar zou ik beschrijven. Letterlijk dan. Aan haar lijf zou ik mijn diepste zielenroerselen toevertrouwen. Ik zocht in het donker naar de Rotring pen met zachte punt. Een zwarte.

De sigaret duwde ik uit. Een ongeduld overviel me. Een mengeling tussen razernij en euforie, wel in alle rust. Alsof ik eindelijk gevonden had waar ik al zo lang naar zocht. Ik stond op van de stoel, opende de deur van de gang en knipte daar het licht aan. Nu was zij verlicht met de vierkante vorm van het deurgat. Voor mij voldoende licht om te kunnen schrijven, voor haar onvoldoende licht om te storen in haar slaap.

Ik ontblootte haar lijf. Ze sliep naakt rond dit jaargetijde. Ik had geluk, ze lag op haar rug, haar arm boven haar hoofd gedrapeerd. Haar linkersleutelbeen leek me de ideale plek om mijn relaas te beginnen.

Ik legde me met mijn buik op haar kruis, mijn bovenlichaam opgericht om een goed zich te hebben op mijn te beschrijven vrouw.

Eenmaal begonnen rolden de woorden. Almaar meer. Almaar sneller. Met een aan waanzin grenzende snelheid kwamen ze. Ik moest ze soms aanmanen tot rustiger aan te doen want zo snel schrijven kon ik niet. Voor ik het besefte had ik haar bovenlichaam al volgeschreven. De zinnen stonden perfect recht. Alleen om haar tepelhoven moest ik de tekst een bocht laten maken. En het razen ging door en ik was al tot aan haar navel gekomen. Bij het schrijven was ik telkens iets van haar afgegleden. Mijn borstkas streelde nu haar schede. En nog kwamen de woorden. Ik schreef tot aan haar onderbuik, daar kwam de laatste punt te staan in haar rechterzijde van mijn aan haar te vertellen dingen. Ze had niet bewogen. Ze had zich in de roes waar ik in verkeerde totaal gegeven aan me. Ik had me leeggeschreven. De mooiste, goorste, wreedste dingen die me in me huisden waren nu fysiek tastbaar op haar lichaam. Het allerbelangrijkst in mijn bestaan: De immense liefde die zij bij me opwekte stond op haar lijf beschreven.

Morgen zou ze wakker worden. Voor de spiegel stomverbaasd staan. In mijn woeste, zachte roes had ik alles in spiegelschrift geschreven opdat zij in woorden gegoten op haar lijf, mijn hemellichaam, mij lezen kon.

Was getekend

TFL

Vervolg: Onzichtbare woorden

Leave a Reply