Inghouden woede. Wat zeg ik? Allesvernietigende woede die geen uitweg vinden kan. Daar zat Sylvain. Te luisteren naar een bemiddelende stem die hem telkens hij iets zeggen wou de mond snoerde. Luisteren was de enige optie. Van communicatie was geen sprake meer.

“Ik bel zo naar de klant, leg hem uit wat er gebeurde,” hoorde Sylvain alsof hij naar een televisietoestel keek. Wie er niet aanwezig was in het programma, was de man met ronkende managertitel. Die was rood van woede andere oorden gaan opzoeken. Wilde blijkbaar op geen enkele manier nog praten of luisteren. Zijn oordeel was alreeds kant en klaar geveld: Sylvain had het verkloot. Had zijn taak niet naar behoren uitgevoerd. En dat oordeel had hij gebaseerd op wat mailverkeer. Met zijn stomme kop had Sylvain op bevel een klant gebeld. Geen enkel bewijs van wat er gezegd was dus. “Want je weet, wie schrijft die blijft, dus bel. Dan valt er niets te lezen of te betwisten,” had hij nog met een glimlach meegekregen van hem die hem nu geen blik waardig meer keurde.

Sylvain was in het zak gezet. Diezelfde klant had me daar eventjes een mail in elkander gekwanseld van heb ik me u daar. Van reprimande tot duizenden euro’s schadevergoedingen werden er geĆ«ist. Dat alles gebaseerd op een telefoongesprek waar geen verweer meer mogelijk was.

Sylvain wist dat hij het eruit zou gooien. Neer zou pennen met woeste pennestreken. Zijn beschermingsmechanisme. De enige plek waar hij in alle vrijheid bestaan kon. Waar niemand hem bevelen kon, geen kat hem in de maling nemen kon.

Het hing Sylvain stilaan de strot uit om als vriendelijke dwaas behandelt te worden. Begaan zijn met mensen komt in je smoelwerk terug. Rechtdoorzee zijn is een theorie, door iedereen bezongen, door niemand beoefend. Behalve blijkbaar Sylvain zelf dan. Die werd als te stom beschouwt blijkbaar door zijn gebrek aan kundigheid in liegen. Of wat in de wandelgangen des levens al eens als politiek correct zijn wordt omschreven.

Hij trok zich almaar meer aan van zijn werk. Woest was hij om wat er gebeurd was, nog woester dat hij zich het aantrok na het verlaten van zijn werk. Hij verloor zaken uit het oog die er voor hem echt toe deden. En loeide in zijn dagelijkse bestaan almaar meer mee met de kudde loeiende koeien. En daar moest hij komaf mee maken. Tijd viel niet te verliezen, want aan deze rit komt een eind ooit.

Tom

Leave a Reply