Hij werd niet alleen bedlegerig. Jaren later ging hij ook dood. Iedereen doet dat vroeg of laat. Deze gedachtes zwalkten lui door zijn kop over de zee kijkend. De metro’s en treinen kotsmoe zijnd had hij in een opwelling verlof genomen. Het kon. Mocht. Had een tas volgegooid en was naar zee vertrokken. Noordwaarts Barcelona. Midden in de winter zijn de toeristische oorden uitgestorven. Geen enkel hotel was open. Een ongelofelijk geluk had hij met een appartementsverhuurder. Een hoogbouw aan het strand. Spotgoedkoop.
“Doet u maar drie dagen, en zou een extra dag mogelijk zijn?” had hij de bediende gevraagd. Een man met net iets te veel vrouwelijke bewegingen om een hetero te zijn, dacht sylvain. Niets mis mee. Elkeen vind de liefde in wat hij hijzelf voelt.
“Ja, hoor!” kwam het gezinde antwoord. “Geen enkel probleem Sylvain!”
De man sprak hem meteen aan met zijn voornaam nadat hij zijn identiteitskaart had getoond om de benodigde paperassen in te vullen. Iets wat Sylvain niet prettig vond. Voornamen zijn voornaam. Voorbestemd voor mensen die me kennen, dacht Sylvain. Waartoe dient anders die achternaam nog?

Vanop het hoogste verdiep van dit gebouw keek Sylvain uit over de Middellandse zee. De eerste blauw waas aan de einder ziend. Het was net zevenen.
Deze pracht kan jij niet meer aanschouwen, dacht hij aan zijn oudeheer denkend. Als je ze al ooit aanschouwde. Pas de laatste jaren was Sylvain schoonheid beginnen te ontwaren in dingen.
Hij grinnikte stil. Moest denken aan Van Gogh. De schilderijen die hij in het Noorden had gemaakt waren vol donkerte. Rauwheid. Het harde bestaan van de aardappel etende mens. En eenmaal de roep van Parijs en het zuiden hadden weerklonken in zijn nog af te snijden oor, werd alles een orgie van kleur.

Niet dat het bij Sylvain in zijn kop opkwam zijn gedachten een orgie van kleuren te laten zijn. Verre van. Hij vond eigenlijk dat hij veel dingen niet verdiende.
Zelfs nu, de schoonheid van dit verlaten dorp aan zijn voeten aanschouwend. De weidse zee waar aan de einder de zon net haar kop boven stak, voelde hij zich schuldig om het genot dat hij beleefde. Als een malloot maakte hij foto’s. Maar op geen van die beelden viel de weidsheid te vatten. Het bleef een fractie van een veel groter iets.
Zou dat ook zo gaan met de mens, dacht hij aan zijn sigaret lurkend. Hij was het balkonnetje opgetrokken. Hoorde de zee 50 meter onder hem ritmisch ruisen. Zou het ook zo zijn dat ieder mens maar een fractie te zien krijgt van een ander? Dat er veel meer schuilt in elkeen? Zijn onze oordelen en vooroordelen de beperkende lens van onze gedachten?
Filosoferen als ontbijt, het uitzicht als koffie.
De zin bekroop hem naar beneden te trekken en de zee in te stappen. Er eindeloos ver in te zwemmen. Die zin werd meteen de kop ingedrukt toen hij van het balkonnetje de warme woonkamer instapte. Door al zijn gedachtensprongen had hij niet gemerkt hoe koud het nog was in deze tijd van het jaar.

Sylvain ging achter het raam zitten. En bleef staren naar het schouwspel. De kleuren veranderden van donkerblauw, rood naar helder blauw. Zonder enige beperking liet hij zijn gedachten varen over de uitgestrektheid. Zonder enige schaamte of conditionering. Zichzelf zou hij uitdiepen. Want ondanks hij dit zichzelf gunde, zou hij volgende week alweer de onderaardse gangen van de stad moeten betreden. En zou zijn uitzicht een gemaakte herinnering blijven. Waar hij bij het sluiten van zijn ogen in de denderende metro van nippen kon in gedachten. Maar waarom? Waarom niet een verandering?

Tom

Leave a Reply