Hopen excuses kon ik bedenken om niet te doen wat ik wilde doen. Mijn arsenaal aan drogredenen was bijna kunst te noemen. Of een product van de consumptiemaatschappij zo u wil: Ik kreeg ze verkocht aan eenieder. Behalve aan mezelf. Ik was de enige die wist dat ze excuses waren.

Opgegroeid in een gezin dat niet meteen het vrolijkste van de buurt was had ik geleerd dat in dit bestaan Mickey Mouse een verzinsel was van heb ik me u daar. Een altijd blije vrolijk lachende muis, een proper rood broekje dragend met guitige knop en zijn Minnie het liefste wezentje met immer een glimlach op haar muizensnuit geplamuurd. Het was één van de mij eerst wijsgemaakte leugens die ik doorzag.

Meerijdend op de botsautootjes in dit bestaan zou ik nog vele leugens doorprikken die mij wijsgemaakt werden. Ik behoorde tot de eerste generatie die een veilige omgeving opgroeide. Dat wel. Een bed en veilige muren werden mij voorzien. Wat ik erin uitvrat interesseerde niemand voor de rest. Ik had eten, drinken en een propere toiletpot. Ook een fiets om elke dag naar school te fietsen.

Jaren later zou ik over mijn eigen muren beschikken. Muren die zouden transformeren van veilig naar gevangen zitten. Het enige ware bezit mijn kop zijn. Een kop waarvan mij soms gezegd werd: Je denkt teveel, laat dat denken maar aan de paarden over, die hebben daar een grotere kop voor.

En nu ik dit neerpen in gedachten bij zowat 30 graden warmte in de vroege ochtend, het barretje tegenover mijn woning haar eerste gasten ziet binnenstromen om een koffie, het gebabbel de ochtendstilte doorbrekend, breek ik me de kop waarom ik dat doe, excuses zoeken.

Waarom strooi ik met vriendelijke glimlachen in het rond? Waarom komen goedemorgen´s op vriendelijke wijze uit mijn mond gerold als ware het knikkers? Waarom evolueerde de schoolfiets naar een werkauto? Waarom speel ook ik de valse rol van Mickey mouse? ´t Is niet dat ik een onmens ben wie de zin bekruipt iedereen uit te schelden, integendeel. Maar goed doen verwerd evengoed een excuus om niet mezelf te zijn. Niet alleen toef ik tussen stenen muren, maar ook mentale. Zelfs dit schrijven is op zichzelf een excuus. Een klaagzang van eerlijkheid tegenover mezelf maar wat vang ik er mee aan? Moraalridderij van de bovenste plank? Ik zal wel eens vertellen hoe deze mensheid in elkaar steekt? Neen, misschien wel hoe ik in elkaar steek wil ik zien uit te vogelen middels dit getik.

Hoe steek ik in elkaar dan? Moet ik afgaan op wat mijn omgeving me verteld? Rauw mens ben je soms hoor! Loyale werker, goed hoor Tom! Wat ben jij een lul! Uiteenlopende meningen bij de vleet dus. En moeten die me dan beïnvloeden? Moet ik kwispelen als een blije hond met een mentale ziekte? En zaken verbeteren bij een mening die niet positief is?

Neen. Want waar haalt die omgeving die universele waarheden? Wat zouden zij nu in godsnaam meer weten dan ik? Zouden ook niet zij diep binnenin weten dat het handige goed excuses hoogtij viert in hun dagdagelijkse bestaan? Maar voor het gemak dan maar het wat en hoe over een ander heengooien?

Ik groeide op in een praktische veiligheid, behoor tot zowat de eerste generatie die die rijkdom te beurt viel. Wel is het soms ook een vergiftigd cadeau voor velen, zichzelf gevangen zetten. Alwaar de vorige generatie hopen miserie meemaakte, de wereldoorlog in Europa of Indonesië voor mijn part doormaakten. Echt in elk bot eerwaarden wat onzekerheid is. Niet weten of je de volgende minuut nog ademen zou. Vieze strontpotten misschien kuisen moesten met kinderhandjes in gevangenkampen. Of hun adem inhoudend tijdens een bombardement in Gent. Die generatie leerde op een andere manier. Niet met een fiets naar school en in een bed tussen vier muren. Die generatie heeft een angst die hen dreef tot veranderen. De generatie waar ik toe behoor heeft angst tot veranderen. En om niet al te kort door de bocht te zijn: Uitzonderingen blijven regels bevestigen.

Wordt vervolgd

Leave a Reply