Het wordt wat veel al het moeten. Geen krant kan ik openslaan zonder dat ik verplicht word dingen te doen. Geen tv programma kan ik nog bekijken of het sommeert me ergens een berg te gaan beklimmen, een blauwe zee te gaan bezwemmen of in mijn ledige bestaan een niet te missen museum te gaan bezoeken.

En dan de doden, de lijken donderen ook met bosjes mijn krant uit. Die moeten de verkoop op peil houden van het op gerecycleerd gedrukt papiervod. Daar is wellicht ook gebruikt toiletpapier tussen vermalen. ik lees stront op stront gedrukt. Ik wijk af.

Dat ik nogal veel moet vandaag de dag. Ondanks mijn geprezen menslievendheid word ik opstandig, het verstoort mijn gemoed.

En almaar meer denk ik dat eenieder zich in de zeik laat nemen. Vooral om de omgeving te imponeren. De huizen die ik soms betreed en waar een rijkelijk gevulde boekenkast met ongelezen klassiekers staan waar arme drommels zich dood op zwoegden, waar fotoboeken ook een plaats kregen met bewijzen van betreden plekken op aard en de keuken van een of ander duur merk is. Dan bekruipt me een sterk gevoel van geleefd worden.

Ik moet van mezelf niets meer moeten. Ik betreed amper nog huizen, lees almaar minder kranten. In een tijdperk waar men de robot alreeds uitgevonden heeft maar het ding nog net iets te stom is om zelf te denken, zie ik veel robots van vlees. Geprogrammeerd op geniale wijze, het voldoende te doen geven, de eigenwaarde de grond in rammen om het aan te zetten tot kopen.
Die vleselijke robot doet me denken aan een stuk speelgoed uit mijn jeugd: Een blikken politiewagentje dat met jankend sirenegeluidje reed tot het ergens opbotste, dan reed het achteruit, draaide een een kwartslag en vlamde vrolijk richting volgende muur.
Wie zet iedereen aan tot dat moeten? Georganiseerd complot? Neen. Simpelweg de eerste regel van economie: Creƫer een behoefte. En dat doen duizenden, van klein tot groot. Elk wil zijn deel van de poet.

De zomerkatern prijst een of ander ver paradijs aan. U gaat surfen op het Internet naar een prijsofferte. Computer is alreeds aangeschaft, behoefte. U koopt een ticket voor een reis op een kerosine verslindend tuig. De tomaatjes die met trots ecologisch staan te blinken in de achtertuin vergeten we even voor het gemak. Richting luchthaven, vervoer nodig. De taxichauffeur of busschappij bedankt u voor uw bijdrage. Sinds kindsbeen af is u al koffie door de keel gegoten, u kan niet zonder dat vocht des ochtends, dus op de luchthaven het zwarte goud zien te bemachtigen, het meisje van de koffiebar bedankt u alweer voor de bijdrage. Eindelijk kan het tuig betreden worden dat u brengen moet richting paradijs. Na het rammen van een ecologische voetafdruk in moeder aarde van een hoop hectaren is na 12 uur de volgende luchthaven in zicht. Nu lust u wel biertje. De lokale biertent bedankt u alweer, deze keer in een of andere onverstaanbare taal of gebrekkig Engels. Hoe exotisch! Men zou er van gaan kirren.

Daar staat u op de stoep. De straatverkoper trekt u aan de mouw en toont u een aantal zonnebrillen, voor een prijsje in uw terug te vliegen valies te stouwen. Bedankt! De kassa rinkelt, bijdrage.

Terug thuis een aantal weken later, rinkelt de deurbel bij u thuis, u maakt open en verwelkomt de uitgenodigde vrienden met hun bijbehorende koters. Eten werd ingeslagen, voldoende drank, voor de kinderen een of ander gezond drankje, voor uzelf bier en wijn, want op latere leeftijd mag men al eens ongezond doen.

“Waar gingen jullie heen dit jaar?” U zal vol trots naar de boekenkast stappen, misschien al wat onvast ter been, en het fotoalbum met de bewijzen van uw onvolprezen bijdrage aan de economie pakken.

Tom

Leave a Reply