Met lieve open glimlach keek hij haar toe en maalde enthousiast de spinazie rond in zijn mondholte.
“Lekker schat!”
Bij binnenkomst had hij het al geroken, alweer spinazie.
Sinds ze 33 dagen geleden bij elkander introkken had ze elke dag dit gerechtje gemaakt.
Op dag één had hij met smoorverliefde blik vanaf de keukentafel haar verrichtingen bekeken.
Zwierig had ze een pan uit de kast gehaald, de koelkast opengetrokken en met één vlotte beweging een zak spinaziebladeren het aanrecht opgegooid.
Zonder enige zweem van twijfel een geut olijfolie de pan in gegoten en even gewacht tot die heet was.
“Lust jij eigenlijk wel spinazie?” had ze hem gevraagd. Bevallig met haar heup een iets naar rechts tegen het keukenblad leunend.
Dit beeld van zijn geliefde deed hem alles lusten.
“Ja!”, had hij luid en gedecideerd een leugen beaamd.
Het maakte haar blij. Ze hield van hem. En als ze iets deed wat hem gelukkig maakte dan was ook zij gelukkig.
Hem maakte het ongelukkig elke dag gebakken spinazie te moeten verorberen die hij niet lustte, dag na dag zijn enthousiaste beamende “Ja!” uitroepend. Hij had het hart niet haar te kwetsen, haar blije blik te zien verbrokkelen op haar gelaat.

Sinds, nu 33 dagen terug, hadden ze elke dag dit ritueel herhaald. Nog duizenden dagen lagen in het verschiet gespeend van moed elkander te willen leren kennen.

Tom

Leave a Reply