Vervolg op “Het Walhalla van het hol gekwaak (29)”

Toch verloor Sylvain graag de realiteit, of wat daarvoor moest doorgaan, uit het oog. Overal zag Sylvain wel verhalen die voor hem een logica bezaten en best zouden kunnen. Zolang het tegendeel niet bewezen is kan alles.

“Als je de vloer hier openbreekt, dan zal je zien dat hier kabouters lopen” zei Sylvain luidop.
De kerel die al een paar weken naast hem zat en waar Sylvain goed kon mee opschieten bekeek hem met taxerende glimlach. Wachtend op wat volgen zou. Ze hadden samen iets met woorden. Hij rapte. Sylvain had geen flauw benul van rappen, Sylvain zijn liefde school in boeken. Het deed Sylvain denken aan een wedstrijdzwemmer en een synchroonzwemmer, die ondanks het beoefenen van totaal verschillende disciplines, een gemeenschappelijke liefde hadden, water. Bij Sylvain en zijn buur was die liefde woorden gebleken.

“Kabouters dus?” zei Elmo met opgetrokken wenkbrauw en brede glimlach.
“Inderdaad. Zie je al deze rijen computers, afgescheiden van elkaar door wanden, bijna hokjes te noemen? Wel, onder onze voeten loopt een gangenstelsel. Bij het versturen van een interne mail hier op de werkvloer, noteert elkeen zijn kabouter alles en rent dan door het gangenstelsel naar het hokje van de bestemmeling.”
Geamuseerd en met een spontane hikkende lach luisterde Elmo toe. Hij wist al uit ervaring dat het hier niet zou bij blijven. Dat Sylvain zich verliezen zou in verder fantaseren, details strooien. Het ene al absurder dan het andere maar steevast met een logica.
“En zoals het ook in dit bovengronds bestaan reilt en zeilt, zeilt het ook onder onze voeten. De ene kabouter is hip, de andere stil, nog een andere een regelrecht klootzakje!” zei Sylvain plots heel serieus.
“Bij het door die gangen rennen hopen ze op een bevriende kabouter voorbij te rennen waarbij ze dan met hun kleine stevige handjes een high five laten weerklinken. Veelal rennen ze elkander voorbij wegkijkend. Want jongens wat kunnen die onderdeurtjes ruzie maken”.
Elmo keek lachend met een opgetrokken oog. Onderbrak Sylvain niet. Hij was iemand die praten kon maar ook de gave van het luisteren bezat.
Sylvain zelf was zo in het vuur van zijn kabouterverhaal geraakt dat hij luider begon te praten.
“En dan komt zo’n kabouter aan bij de bestemmeling en ramt in een buis de e-mail naar boven zodat hij in de inbox verschijnt. You’ve got mail!.” ging Sylvain verder. “Sluit je ogen Elmo. Plant je beide voeten op de grond en voel ze lopen. Doe het!”
Elmo lachte, deed wat Sylvain vroeg.
“Wat heb jij een lelijke luie kutkabouter!” zei Elmo na een paar seconden.
Ze schoten beiden in een lach.
“Kabouters bestaan niet,” kwam plots een stem van achter hen.
“Zolang het tegendeel niet bewezen is kan alles” kwam het antwoord uit twee monden tegelijkertijd.
Elmo en Sylvain keken elkaar aan.
“High five!”

De nijdige pieptoon van een bellende klant weerklonk.
“Scharlaken klantendienst, u spreekt met Sylvain. Hoe kan ik u helpen?”

Vervolg: “Het Walhalla van het hol gekwaak(31)”

Tom

Leave a Reply