Vervolg op “Het Walhalla van het hol gekwaak(21)”

“Medemens MET gedragsproblemen en ZONDER Internet.” schreef Sylvain in het werklog van deze klant. Als deze terugbelde zou een of andere collega deze zin lezen. Ook van wie hij kwam. Sylvain glimlachte. Vond het enerzijds kinderachtig van zichzelf, anderzijds zorgde dit dat de klok die soms tergend traag sjokte wat sneller draafde.

‘Piep!’
Sylvain ratelde voor de 32ste keer vandaag zijn begroetingsriedel af.
Een zachte vrouwenstem weeklonk in zijn koptelefoon.
‘Goedendag meneer, Ik wil een overlijden doorgeven.’
Dergelijke ommezwaaien verrasten Sylvain nog altijd. Waar een paar seconden eerder iemand je verrot wilde trappen, daar was nu een mens die iemand verloren had.
Dat er niet gejubeld werd om een vette erfenis kon Sylvain meteen horen. aar stem was dof. Verslagen. De auomatische piloot die dingen regelde in verdwaasd verdriet.
Sylvain kende deze stem. Hij had ze ook zelf gehad toen zijn oudeheer besloot het bestaan van god en de duivel te gaan uitvogelen.
Na zijn oudeheer als dode te laten registreren was hij wat overbleef aan stoffelijkheid gaan bekijken.

Als een of ander schaaldier lag hij daar. Op een bed van ijs. Een wit hard blokje ondersteunde zijn kin. Een openvallende mond door een weigerend kaaksbeen was blijkbaar onaangenaam.
Aanraken deed Sylvain hem niet. Hij wist hoe koud vlees voelde. Hard.
Het gebouw waar hij zich in bevond was voorzien van een hal, een wachtzaaltje, een lange gang en vijf kamers van vijf meter op vier.
Pas de tweede dag kreeg hij door hoe men te werk ging. De lange gang stond vol met bedden en ijskoude lichamen. De kamers hadden twee deuren. Eén vooraan waar de bezoeker naar binnen trok, één achteraan waar het bed naar binnen gerold werd. De kamers bevonden zich naast elkaar en bedden konden op eender welk moment naar binnen en buiten gerold worden.
“Wacht u hier maar even,” had de dame in het zwart gehuld hem opgedragen. Een zedige rok tot over de knieën, een zwarte trui met lange mouwen. Haar gelaat professioneel op ingetogen verdrietstand gedraaid.
“Dank u, dat doe ik” had hij geantwoord.
Dat was het moment waarop hij doorkreeg hoe men rond en omtrent dertig te berouwen lijken met behulp van vijf kamers tentoon kon stellen.
Als een familie afscheid genomen had en in tranen gehuld het pand verliet, werd de dode meteen de gang ingereden en een volgend lijk naar binnengereden.
“U kan nu in kamer vier uw vader begroeten,” kreeg hij te horen.
Het wijf liet hem verdomme schrikken. Onhoorbaar was ze naar de wachtkamer gekomen.
“Wie heeft dat blokje in je hals geschoven, pa?” vroeg Sylvain aan zijn dodeheer
Sylvain zijn hoofd ruste op zijn gekruiste armen die op de stoelleuning lagen. Net het bed niet rakend zat hij op een omgedraaide stoel. Elke groef kon hij in zijn pa’s gezicht waarnemen. De man die hem verwekt had. Daar wellicht plezier had aan beleefd. Waarschijnlijk een ontladende schreeuw had geslaakt bij het klaakomen in zijn moeder. De man die hem dingen geboden en er nog meer verboden had. Zijn plezier zakte zienderogen na Sylvain’s verwekking.
Hij strekte zijn arm en nam voorzichtig het blokje weg. Tot zijn verbazing zakte zijn vader’s mond traag open. Hij die dacht dat hij onderhand de temperatuur van een ingevroren doos fish sticks had, vergiste zich blijkbaar.
“Zo, je de mond snoeren. Eikels!” glimlachte hij hem toe.
Sylvain keek of beide deuren goed gesloten waren. Dat waren ze. Viste een pakje sigaretten uit zijn jaszak en bood hem er één aan.
“Zwijgen is toestemmen!” zei hij. En stopte in de halfopen mondhoek een filtersigaret.
Sylvain joeg de brand in de zijne en zoog diep de rook in.
Hij blies de rook in pa’s gezicht.
“Geniet van je laatste sigaret pa.” mompelde hij hem toe.
De gangster in hem kwam bovendrijven. Hij glimlachte samenzweerderig naar zijn vader en de zin bekroop hem nog een laatste rondje door de stad met hem te wandelen.
“Het zou wat zijn ouwe, ik je door de stad duwend terwijl je zo dood als een pier op je ijsbeddebak ligt.”
Hij inhaleerde nog maar eens en liet hem meegenieten.
Er werd op de deur geklopt.
Alweer liet die teef Sylvain schrikken.
“Nog even” riep hij. Wetende dat het mens verschrikkelijk van haar kloten maken ging omdat hij hier zat te roken. Om van de sigaret die hij in zijn ouwe zijn mond propte nog maar te zwijgen.
“Ik hield van je pa, nu blijft de herinnering aan die liefde over. Jij vertrok. Nog even praat ik tegen je omhulsel omdat ik nu eenmaal van je hield.
Tot nooit meer.”

‘Hallo?’
De vrouw.
Sylvain was haar vergeten.
‘Sorry mevrouw’ zei hij snel. Nooit zei Sylvain sorry zonder gegronde reden. Al teveel werden die woorden eruigegooid als konijnenkeutels op een al volgescheten veld waar ze niemand meer opvielen.
Deze sorry was een waarachige.
‘Gecondoleerd met uw verlies’

Volgende metro 1m 50s

Vervolg “Het Walhalla van het hol gekwaak(23)”

Leave a Reply