Ik kan mijn ogen niet geloven. Daar ligt het. Net voor me. Aan de neuzen van mijn afgetrapte sportschoenen. Een duizend Frank biljet. Een kapitaal! Rijkdom licht op in mijn kinderogen.
Een sneltrein van dingen die plots binnen mijn bereik liggen raast voorbij. Snoep. Cola. Enorme zakken chips. Repen chocolade. De zakradio! Duizelig word ik ervan.

Mijn doodstille kamertje, gestript van alles wat prettig was, behalve boeken, daar zou ik een radio kunnen laten weerklinken. Nu ja, weerklinken is niet echt het woord. In alle clandestiniteit. In stilte. Onlangs was er een nieuw soort koptelefoon. Draadjes met een soort oordopjes.

Elke dag van school wandelend blijf ik voor de etalage staan van de kleine elektrowinkel op een paar honderd meter van huis. Daar staan twee televisietoestellen, een video en op een plank bekleed met een soort vaalgrijs tapijt liggen allerlei kleinere apparaten. Het toestel mijner dromen is een zilveren plat doosje met een piepklein digitaal scherm. Het nieuwste van het nieuwste. Het past makkelijk in mijn jaszak. Heeft een flinterdun beschermkapje dat opengeklapt kan worden. Daaronder huizen ronde metalen knopjes. Het uur kan er mee ingesteld op het digitale scherm. En een alarmklokje. Het laatste knopje van de vier doet het scherm oplichten om ook bij nachte aan de weet te komen welke tijd was. Twee draaiwieltjes aan de zijkant dienen om de zender en het geluid in te stellen.

De oudere mevrouw voor me blijft praten.
“Het gaat regenen Mariette,” zegt ze. “Goed voor de patatten.”
Zou het biljet van haar zijn? Het oprapen en het haar vragen zou van mij een flinke jongen maken. Dat wist ik. Zo reageren grote mensen altijd als ik iets doe wat zij verlangen. Dat ik ook verlangens zou kunnen hebben ontsnapt die volwassenen totaal. Alsof zij nooit kind geweest zijn, denk ik.
“En nog 200 gram kaas. Daar zaagde Jules gisteren over, dat er geen kaas meer was voor op de boterham.”
“Alles goed met Jules?” vraagt de dikke winkeleigenares terwijl ze de blok kaas uit de toonbank haalt en die op de snijmachine legt, aan de knop draait die het schuine metalen wiel verzet om de dikte van de plakken te bepalen.

Het antwoord hoor ik niet meer. Mijn aandacht is bij het biljet.
Dit is geen koek stelen, denk ik. Dit is grootser. Een evolutie. Iets wat ik zelf beslissen ga. Zonder rekening te houden met wat me tot nu toe aangeleerd werd. De vooruitgang schuilt in het besef dat ik zoiets kan. Regels met voeten treden. Klakkeloos nam ik alles voor waarheid, in mijn kinderbestaan is alles zwart of wit. Ik ontdek grijs vandaag. Dus daarom begrijp veel die volwassenen niet! Dit hielden ze geheim voor me.
“Gij denkt te veel en doet te weinig!” hoor ik mijn vaders stem door mijn kop gaan. “Laat het denken maar aan de paarden over, die hebben daar een grotere kop voor!”

Plots buig ik voorover. De twee madammen zijn te druk met hun mannen af te kraken om op mij te letten. Er voert een rust in me. Het biljet ligt plat op de gladde vloer. Als ik het probeer op te rapen verschuift het een paar centimeter. Ik moet een hoekje zien op te heffen voor ik het met twee vingers kan vastnemen en oprapen. De rust in me doet dat handig verlopen. Geen gepiel of rooie kop. Ik heb het vast! Richt me op en frommel het rustig in mijn zak.

“En manneke?” vraagt plots de winkeleigenares. “Wat zal het voor u zijn?”
Jules zijn vrouw staat net voor me haar wisselgeld op te bergen. Uit niets blijkt dat ze duizend frank mist.
De winkelmadam kent me van zien. Ik kom er nu en dan wat snoep kopen als ik uit ma’s portemonnaie wat geldstukken heb zien scheef te slaan. Zakgeld krijg ik nooit. Of word er heen gestuurd als ma in de supermarkt op zaterdag een of ander vergeten is. Dat is het nut van buurtwinkels.
“Een pak boter graag,” hoor ik mezelf zeggen.
Een pak boter?! denk ik verbaasd. Oen, godver vloek ik binnensmonds.
Blijkbaar is mijn rust toch niet dermate dat ik geen stomme dingen doe.
“Kwart of halve kilo?”
“Kwart,” antwoord ik meteen. Nu rest me niets anders dan mijn buit uit mijn zak te halen. Ik had tien frank op zak voor een Mars. Die kloteboter kost meer.
“28 frank,” zegt ze het pak Solo boter voor mijn neus leggend.
Ik leg het duizend frank biljet op de toonbank. In het plastic schaaltje waar transacties doorgaan.
“Afijn, ik ben er mee weg,” zegt Mariette. Kijkt me even aan en stapt naar buiten. De winkelbel galmt even na in mijn oren. De galm van overwinning op mijn geweten. Deze duizend ballen was niet van haar. Ook niet van de winkelmadame die nu zucht.
“Heb ge niets kleiners ventje?” vraagt ze verveeld. Zij ziet al haar wisselgeld opgaan om me terug te geven.
“Neen madame,” antwoord ik haar bekijkend.
“Uw ma vertrouwt haar flinke jongen wel met zoveel geld,” zegt ze uiteindelijk vriendelijk terwijl ze het biljet neemt en nadenkend in haar kassa kijkt hoe me het wisselgeld terug te geven.
Gelukkig komt ma hier bijna nooit.

Tom

Leave a Reply