Vervolg op “Het walhalla van het hol gekwaak(11)”

Wandelen moest Sylvain na de sloten bier. Voet na voet plaatsen. Ruiken. Voelen. De koude. Ja de nachten zijn in het Zuiden ook koud in december.
“Blijven stappen. Niet ophouden. Doorgaan Sylvain!” moedigde hij zichzelf luidop aan.
“Zonder doel. Rechtdoor. Niet vergeten! Komaan!”

Op de juiste plek was hij, op het verkeerde moment.
Zijn eeuwige reisgezellen bungelden over zijn schouder. Rugzak, pen, papier en boek. Het boek dat hem de afgelopen dagen gezelschap hield, groeide uit tot een goede vriend en kompaan en bungelde mee. Bij elke tik tegen zijn rug voelde hij het. Hij had het boek uit, hij hoefde het even niet meer tevoorschijn halen.

Sylvain wist hoe het zou gaan.
De te ondernemen stappen zouden net iets stiller zijn. Misschien zou hij aan droog brood denken, misschien zou hij om een ons hespeworst schreeuwen uit een wanhopig hongergevoel. Maar verder stappen zou hij. Ritmisch, snel. Niet stoppen. Niet stoppen! Vallen is geen optie.

Gelukkig zou de tocht bezaaid zijn met winkels waarvan gisse eigenaars wisten dat ook ‘s nachts een aantal zielen met weinig koopkracht een fles spiritus in hun maag wilden gieten die ze overdag vergaten aan te kopen. Om de pijn te verdrijven en het hongergevoel te verdoven. Voor luttele geldstukken een liter verwarming. Duizend centiliter vertier!

Dan zou hij het stappen vertragen en armzwaaiend zou hij in een onverstaanbare taal teksten declameren. Traag over de brede voetpaden wandelend, nu eens stoppend, en zijn publiek groetend. Dan eens met hoofd fier omhoog schreeuwend, een volgend moment met hoofd grondwaarts gericht en zacht timbre de tegels bemoedigend toefluisteren.

Met angstige blikken zouden argeloze voorbijgangers hem opnemen en met een boog om hem heen snellen zonder hem in de ogen te durven kijken. ‘Hij zou wel eens agressief kunnen worden,’ zouden zij denken.
Hoe fout waren ze. Hij zou zich blij voelen, zou zich vrij voelen. Hij had heel weinig nodig. Behalve zijn reisgezellen, nu en dan een homp droog brood en hespeworst.
Dan zou hij zichzelf uitgeput hebben. Buiten adem, vermoeide benen, pijnlijke voeten. Een schorre stem zou hij hebben van zijn blijdschap, besognes, tristesse door de straten te schreeuwen, te fluisteren.
Dan zou hij het donkere strand optrekken alwaar de ruis van de zee de eeuwigheid van de tijd golft.
Hij zou de flessen ledigen en in zijn roes naar de sterrenhemel glimlachen.
Pas dan zou hij kunnen slapen. Tot de volgende bui van tergende onrust zich weer aanbood.

Zo, wist Sylvain, zou het gaan. Zo ging het altijd.

“Volgende metro 3m 25s”

Tom

Vervolg “Het walhalla van het hol gekwaak(13)”

Leave a Reply